Otiorhynchus sulcatus

gegroefde lapsnuitkever

Lengte 9-11 mm, januari-december.

Kenmerken
Zwartgrijze, plompe snuitkever met sterk gekorreld oppervlak. Dekschilden met talrijke gekorrelde lengteribben en vlekkige, geelbruine beharing (200 3a g).

Voorkomen
Bij bosranden en in tuinen zeer algemeen. Komt ook in woningen voor, al dan niet binnengehaald met tuinplanten.

Levenswijze
De nachtactieve kever voedt zich met zeer uiteenlopende soorten planten. Mannetjes zijn bij deze soort uitgesproken zeldzaam. De vrouwtjes planten zich bijna altijd parthenogenetisch (=maagdelijk: moeders geven dochters) voort. De voor de meeste snuitkevers kenmerkende, pootloze larve (200 3b g) leeft onderaards en eet wortels van zeer verschillende planten. Komt ook veel in bloempotten voor en veel larven in een pot kunnen schade aanrichten.

%LABEL% (%SOURCE%)