Curculio nucum

hazelnootboorder

Lengte 6-9 mm, mei-augustus

Kenmerken
Bovenzijde bruingeel enigszins gespikkeld. Dekschilden met schubjes bedekt. Snuit zeer lang en smal, vooral bij het vrouwtje (202 6a g).

Voorkomen
Wijd verspreid in grote delen van West- en Midden-Europa. Ook in Zuid-Europa. In Nederland voornamelijk bekend uit het binnenland. De volwassen kever is in juni op bloemen te vinden, vooral op meidoorn.

Levenswijze
Voor de voortplanting is de kever streng gebonden aan hazelnoten. De kever komt in het voorjaar uit de pop. Hij bezoekt vooral roosachtigen en voedt zich met bloesem, bladeren en vruchten, onder andere kers. Voor de voortplanting vliegt het vrouwtje naar een hazelaar en bijt met haar lange snuit een diepe schacht in de jonge, nog groene noten (202 6b g). Meestal wordt er één ei in het gat in de noot geschoven. De larve ontwikkelt zich in de noot en leeft van het jonge vruchtvlees. In de herfst bevrijdt de volgroeide larve zich uit de inmiddels afgevallen noot door zich een weg naar buiten te knagen. Zij overwintert in een holletje in de bodem (202 6c g). De witte, vrijwel onbehaarde larve heeft, typisch voor snuitkevers, geen poten en lijkt daardoor op een made, maar is duidelijk van een echte vliegenmade te onderscheiden door een goed ontwikkeld kopkapsel met stevige kaken. Een vliegenmade heeft een sterk gereduceerde kop en kaken en voedt zich met vloeibaar voedsel.

%LABEL% (%SOURCE%)