Boreus westwoodi

zuidelijke sneeuwvlo

Lengte 3,5 mm, oktober-maart.

Kenmerken
Zwart met groenmetallische glans. Kop met gelige, aan het uiteinde bruine snavel. Mannetje met sikkelvormig gebogen vleugelstompjes (206 3a g). Vrouwtje (206 3b g[/text][/image][/link], bovenste dier) met gele [l][m]Glossary[/m][r]ovipositor[/r]legboor.

Voorkomen
Wijd verspreid in Midden-Europa in middelgebergten en in de Alpen op open plekken in het bos. Niet in Nederland.

Levenswijze
Sneeuwvlooien zijn winteractieve insecten en kunnen op mooie winterdagen zelfs worden aangetroffen in de sneeuw. Volwassen dieren en hun larven leven vooral van mossen. Voor de paring klemt het mannetje het vrouwtje vast aan de zijkant met de gebogen vleugelstompjes. Vervolgens wordt er genitaal contact gemaakt waarbij hij onder het vrouwtje kruipt, maar haar niet los laat en nu gedurende de paring aan de voorpoten vastklemt (206 3b g). De larven ontwikkelen en verpoppen zich in de bodem.

Gelijkende soorten
De sterk gelijkende sneeuwvlo, Boreus hyemalis, heeft een geheel bruine snavel en is in Nederland op open zandige, bemoste plekken op de zandgronden en in de duinen niet zeldzaam.

%LABEL% (%SOURCE%)