Ordo Diptera

vliegen en muggen

Kenmerken
Vliegen en muggen zijn insecten met een holometabole ontwikkeling.
Aan het adulte lichaam zijn kop, thorax en abdomen duidelijk te onderscheiden. Tenzij afwezig, zoals in veel parasitaire vliegen, is het eerste paar vleugels goed ontwikkeld en vliezig. De achtervleugels zijn getransformeerd tot een paar knotsvormige structuren, die kolfjes of halters worden genoemd. De halters zorgen, als een soort gyroscoop, voor een goede balans tijdens de vlucht. Het eerste en derde borstsegment (pro- en metathorax) zijn gereduceerd, het tweede borstsegment (mesothorax) is daarentegen goed ontwikkeld en voorzien van grote vliegspieren.
In principe vormen alle monddelen een geheel dat is toegerust om te steken en te zuigen en de opname van vloeibaar voedsel. Verdere ontwikkeling heeft geleid tot reductie van een aantal monddelen en verschuiving van taken naar resterende onderdelen. Zo kan de bovenlip (labrum) de zuigfunctie hebben overgenomen en soms ook de stekende.
De kop is meestal goed ontwikkeld, groot en beweeglijk, door een iel nekje verbonden met de thorax. De samengestelde ogen zijn groot en uit vele facetten bestaand, vaak een groot gedeelte van de zijkant van de kop beslaand (soms extra groot in mannetjes). Soms raken de ogen elkaar boven op de kop. Drie ocelli in driehoekvorm op een vaak verhoogd scleriet.
De muggen (onderorde Nematocera) zijn meestal slank gebouwde dieren met draadvormige antennen die vaak uit 6 of meer segmenten bestaan. Bij de mannetjes komen vaak veervormige antennen voor.
Vliegen (Brachycera) hebben vaak een gedrongen, robuuste bouw. De antennen bestaan gewoonlijk maar uit drie segmenten. Vooral bij de hogere vliegen (onderorde Cyclorrhapha) heeft het grote, derde antennesegment een opvallende borstel, arista genaamd. Veel vliegen hebben een proboscis met een, van holle kanaaltjes voorzien, vlezig labellum voor een efficiënte voedselopname.

Larven missen echte poten en bewegen zich voort d.m.v. peristaltische bewegingen. In diverse groepen zijn vergroeide of gepaarde pootachtige structuren aanwezig, zoals een thoracaal pootpaar en een pootpaar op het voorlaatste abdominaal segment, pootparen op abdominaal segmenten 1-8, of (dorsale en) ventrale intersegmentale richels op het abdomen.
De larvale kopcapsule is bij muggen volledig ontwikkeld en niet intrekbaar in de romp, in Orthorrhapha is de kopcapsule enigszins gereduceerd en gedeeltelijk intrekbaar in de romp, in Cyclorrhapha is de kopcapsule geheel gereduceerd en vormen de kaken en de keelsclerieten een skeletonderdeel dat geheel in de romp is teruggetrokken.

Poppen van vliegen en muggen hebben niet-functionele mandibels. In onderorde Orthorrhapha zijn de schedes van de lichaamsaanhangsels vergroeid met het lijf, in Cyclorrhapha zijn alle lichaamsaanhangsels vrij en bevindt de pop zich in een puparium, het verharde laatste larvehuidje.

Voorkomen en habitat
De Diptera vormen een zeer grote orde met wereldwijd ca. 120.000 beschreven soorten terwijl er een, naar schatting, even groot aantal voornamelijk tropische soorten nog op beschrijving wacht. Vliegen en muggen komen in allerlei mogelijke leefgebieden voor en exploiteren die op allerlei denkbare wijzen. In Europa en in Nederland en België komen enige duizenden soorten voor.

Levenswijze en voortplanting
Vliegen- en muggenlarven nemen vooral vloeibaar voedsel op, zoals plantensappen, rottend afval, mest of zeven detritus uit water. Van meerdere soorten zijn de larven actieve predatoren en van een groot aantal soorten leven de larven parasitair op andere insecten of andere dieren.
Adulten voeden zich ook met vloeibaar voedsel zoals nectar en andere door de plant uitgescheiden sappen en stuifmeel, of sappen die bij rotting vrij komen. Sommige groepen, zoals steekmuggen en dazen, hebben een steeksnuit om bloed mee te zuigen. Andere vliegen gebruiken hun steeksnuit om andere insecten mee uit te zuigen.

Systematiek
De vliegen stammen waarschijnlijk af van een schorpioenvlieg-achtige (Orde Mecoptera) voorouder, en vertonen tevens een nauwe verwantschap met de vlooien (Orde Siphonaptera). De oudst bekende fossielen stammen uit het Boven Trias, zo'n 210 miljoen jaar geleden.
De meest gebruikte 'klassieke' indeling van de orde maakt gebruik van drie onderordes, Nematocera (muggen; antennen met 6 segmenten of meer), Orthorrhapha (primitieve vliegen; alle lichaamsaanhangsels van de poppen in schedes die met de pop vergroeid zijn) en Cyclorrhapha (hogere vliegen; poppen in een puparium). De Cyclorrhapha worden verder onderverdeeld in Aschiza (zonder ptilinum) en Schizophora (met ptilinum). Deze indeling van de orde is de laatste decennia onderwerp van discussie en er is nog geen algehele overeenstemming over hoe de vliegenstamboom precies in elkaar zit. Wel is duidelijk dat de Nematocera, Orthorrhapha en Aschiza geen natuurlijke groepen vormen, maar restgroepen die overbleven na afsplitsing van categorieën die wel een natuurlijke groep vormen (Brachycera, Cyclorrhapha en Schizophora). De indeling op basis van deze recente discussies maakt gebruik van slechts 2 onderordes, Nematocera en Brachycera, Orthorrhapha en Cyclorrhapha komen te vervallen. De Aschiza en Schizophora vormen familiegroepen binnen de superfamilie Muscoidea, één van de superfamilies binnen de infraorde Muscomorpha (Cyclorrhapha).

Behandelde taxa
Onderorde Nematocera (muggen)
Onderorde Orthorrhapha (primitieve vliegen)
Onderorde Cyclorrhapha (hogere vliegen)

%LABEL% (%SOURCE%)