Anopheles messeae

malariamug

Lengte 6-8 mm, april-oktober.

Kenmerken
Palpen even lang als de zuigsnuit (212 3a g[/text][/image][/link], vrouwtjes), bij het mannetje knotsvormig met behaard uiteinde. Beschubde vleugels met kleine, donkere vlekjes.

Voorkomen
Vooral in bossen, maar ook wel in open gebieden. Vaak niet zo algemeen als andere soorten steekmuggen.

Levenswijze
Malariamuggen (Anopheles) zijn goed te herkennen aan hun rusthouding: het lichaam houden zij recht, maar niet horizontaal: de achterkant is van het substraat afgericht. Culex soorten zitten met het gehele lichaam recht en parallel aan de ondergrond. Malariamuggen zijn berucht als exclusieve overdragers van malaria: microscopisch kleine, eencellige Sporozoa van het geslacht Plasmodium. Er zijn verschillende soorten Plasmodium, die alle een apart [l][m]Glossary[/m][r]type[/r]type malaria veroorzaken. Plasmodium vermeerdert zich in de speekselklier van de mug en wordt bij een steek in de bloedbaan van de mens gebracht. Daar vermeerderen de microben zich eerst verder in de lever, maar daarna doen zij dit in de rode bloedlichaampjes. Om de 1-3 dagen heeft Plasmodium zich vermeerdert en valt nieuwe bloedlichaampjes aan. Dit gaat gepaard met hevige koortsaanvallen, die leiden tot een zwakke gezondheid en mogelijk op den duur tot de dood. In Europa was malaria wijd verspreid (in Nederland bijvoorbeeld in de Zaanstreek), maar speelt nu op de meeste plaatsen geen belangrijke rol meer. De larve van de malariamug (212 3b g) heeft geen adembuisje. Ze hangt horizontaal aan het wateroppervlak en zeeft met de monddelen microscopisch kleine, planktonische deeltjes uit het water.

%LABEL% (%SOURCE%)