Simulium soort

kriebelmugjes

Lengte 3-6 mm, mei-augustus.

Kenmerken
Ietwat gebochelde, gedrongen mugjes met tamelijk brede vleugels en met een korte, maar krachtige zuigsnuit (214 2a g). Kleur meestal donkergrijs met lichte vlekken op de poten.

Voorkomen
Bij stromend, helder tot matig verontreinigd water. In Nederland maar 5 soorten bekend.

Levenswijze
De mannetjes zijn bloembezoekers, de vrouwtjes zuigen bloed bij warmbloedigen, ook vaak bij de mens. Een steek van een kriebelmugje kriebelt niet, maar is pijnlijk. Door de brede steeksnuit wordt een giftig speeksel ingespoten en waar rond de wond vaak een zwelling ontstaat. In Duitsland sterft soms vee aan steken van kriebelmugjes. De larve (214 2b g) leeft in het water en is sessiel. Rond de bovenlip heeft zij een waaiervormig, gesteeld aanhangsel dat in de stroom wordt gehouden en waarmee kleine, in het water zwevende deeltjes worden gezeefd die als voedsel dienen. Aan de achterlijfspunt zit een hechtapparaat dat uit talloze, dicht bij elkaar staande, kleine haakjes bestaat, waarmee zij zicht vastklampt aan een spinselmatje op een plantenstengel of steen. De pop (214 2c g) zit in een zakvormig huisje waarvan de opening naar de stroomrichting is gericht. De ademhaling vindt plaats door 2 bundels draadvormige tracheekieuwen.

%LABEL% (%SOURCE%)