Tabanus sudeticus

paardendaas

Lengte 20-25 mm, juni-augustus.

Kenmerken
Eén van de grootste soorten inheemse dazen. Ogen eenkleurig bruin. Achterlijfssegmenten aan de achterzijranden lichtbruin met in het midden een witachtige, naar voren gerichte driehoek.

Voorkomen
Zeldzaam in weiden in de nabijheid van vee. Vooral op hogere gronden.

Levenswijze
De soort vliegt met een opvallend luide, enigszins alarmerend klinkende bromtoon. De daas zuigt bij voorkeur bij runderen en paarden en schijnt weinig interesse te hebben in de mens. Het vrouwtje legt in vochtige habitats witte eieren in platte pakketten op plantenstengels (222 1a g). Andere Tabanus-soorten leggen donkere eieren in dakvormige pakketten in drogere leefomgevingen (222 1b g). De larve is uitgerust met verdikkingen op de segmenten om mee te kruipen (222 1c g). Ze leeft in de grond deels van plantendelen, deels van andere kleine dieren, die aan de kaken worden gespietst, door een gif worden gedood en daarna uitgezogen.

Gelijkende soorten
De iets kleinere, maar wereldwijd verbreide grote runderdaas (Tabanus bovinus) onderscheidt zich van deze soort door de groene ogen en de veel minder duidelijke driehoektekeningen op de achterlijfssegmenten. De soorten komen vaak samen voor in dezelfde biotopen.

%LABEL% (%SOURCE%)