Cimbex femoratus

berkenknopwesp

Lengte 17-23 mm, mei-augustus.

Kenmerken
Opvallend grote soort. Antenneknop geel of bruin. Rand van de voorvleugel met zwarte zoom. Achterlijf van het mannetje (246 1a g) zwart of -op de middelste segmenten- rood met brede geelwitte dwarsband op segment 1, dat van het vrouwtje (246 1b g) zeer variabel: zwart, rood of geel, soms zwart met aan de zijkanten gele vlekken.

Voorkomen
In beboste gebieden met berken, meestal op de hogere zandgronden.

Levenswijze
De wesp ontwikkelt zich uitsluitend op berken. Het vrouwtje knaagt met haar kaken vaak ringvormige groeven om twijgjes, vermoedelijk om berkensap te drinken. Ze richt daarmee echter geen schade aan, omdat de wonden weer snel helen. De larve wordt 40-45 mm lang en is in de jongere stadia omgeven door een wittige koker van was. Later is zij groen met een donkere rugstreep. De larve zit meestal aan de rand van een berkenblad en eet dit op tot aan de middennerf. Cocon vastgesponnen aan twijgjes.

%LABEL% (%SOURCE%)