Tetramorium caespitum

grasmier

Lengte 2,5-8 mm, januari-december.

Kenmerken
Tamelijk kleine, donkerbruine knoopmier. Achterhoeken van het borststuk (mesosoma) met 2 korte, tandvormige doorns.

Voorkomen
Meestal op zonnige, droge plekken, soms in vochtige graslanden met pijpenstrootje.

Levenswijze
De grasmier is een zaadverzamelaar die onder stenen nestelt of kleine aarden polletjes construeert voor de individuenrijke staat. De larven verpoppen zonder cocon te spinnen (262 3 g), zoals bij alle knoopmieren gebruikelijk is.

%LABEL% (%SOURCE%)