Camposcolia ciliata

Lengte 12-18 mm, maart-mei.

Kenmerken
Relatief onopvallende, op het eerste gezicht aan een solitaire bij herinnerende dolkwesp. Geheel zwart gekleurd, dicht en ruig rood behaard, op de kop een zwarte beharing. Vleugels vooral bij het vrouwtje met bruine tint en met blauwe glans (268 2a g), die van het mannetje lichter (268 2c g).

Voorkomen
In het westen van het Middellandse Zeegebied, bijv. op Mallorca, in dennenbossen en zandige kustduinen; plaatselijk algemeen.

Levenswijze
De wesp heeft een opmerkelijke, oecologische relatie met de fraaie Mediterrane bijenorchis, Ophrys speculum. De bloem van deze orchidee heeft op de lip een opgeblazen helder blauwe binnenlob met aan de rand een ruige, rode beharing. (268 2b g). Deze bloemstructuur moet voor een mannetjeswesp op een vrouwelijke paringspartner lijken. Bovendien produceert de bloem een vluchtige stof die chemisch dezelfde uitwerking heeft als het vrouwelijke seksferomoon. Voor de naar vrouwtjes zoekende mannelijke dolkwespen is de bloem daarom onweerstaanbaar en de langs vliegende exemplaren worden naar de bloem getrokken en behandelen die alsof het een vrouwtje van de eigen soort betreft. Ze landen op de blauwe binnenlob en proberen tevergeefs met de bloem te paren (268 2c g). Daarbij blijft een stuifmeelpakketje op hun voorhoofd plakken dat zij, na de vruchteloze paringsactie, meenemen naar een volgende bloem die zo bestoven wordt.

%LABEL% (%SOURCE%)