gewone wesp
Lengte 11-19 mm, januari-december.
Kenmerken
Tamelijk variabele zwart-gele kleurtekening. Op het voorhoofd (clypeus) meestal een zwarte naar onderen ankervormig verbrede streep (270 2d g). De gewone wesp behoort tot de “kortkoppen” (het geslacht Vespula): de basis van de kaken ligt direct onder de facetogen. Brede kaaktand aan binnenkant vrijwel recht. Gele streep op zijkant van borststuk recht.
Voorkomen
Dit is in Nederland en België de algemeenste plooivleugelwesp. De soort komt voor in de meest uiteenlopende biotopen, ook veel in stedelijke omgeving.
Levenswijze
De gewone wesp bouwt haar nest op donkere, verborgen plaatsen, onderaards in verlaten muizenholletjes of bovenaards onder daken, holle muren etcetera. Voor de bouw wordt sterk verrot, broos hout gebruikt. Evenals bij de hoornaar is het nestomhulsel gelig tot roodbruin van kleur met lichte en donkere streeppatronen (270 2a g). Onder gunstige omstandigheden kan het nest een grootte van wel 50 cm bereiken, soms zelfs tot bijna 1 m in doorsnede. De kolonie kan dan uit meer dan 7000 individuen bestaan. Het nest en vooral de ingang van het nest worden fel verdedigd tegen vijanden en indringers. De gewone wesp bezoekt ook vaak terrasjes en bakkerijen op zoek naar voedsel en zoetigheden. Zij wordt als zeer lastig beschouwd. De werksters die veel kleiner blijven dan de koningin (270 2b g) zoeken naar suikerhoudende stoffen voor de eigen energiebehoefte (in de natuur is dit honingdauw of bloemennectar). De larven in de raten (270 2c g) zijn echter vleeseters en worden gevoed met vleesballetjes bestaande uit allerlei soorten insecten en hun larven, maar ook aas uit kadavers wordt meegenomen als voer. In de loop van de zomer worden naast werksters ook nieuwe koninginnen en mannetjes geproduceerd. Alleen de koninginnen overwinteren na de paring en beginnen in het volgend voorjaar een nieuw nest.