Celonites abbreviatus

pollenwesp

Lengte 7-9 mm, juni-augustus.

Kenmerken
Pollenwespen zijn gedrongen gebouwde, kleine plooivleugelwespen met korte, knopvormige voelsprieten en een aan de onderkant licht uitgehold achterlijf (276 4a g).

Voorkomen
In warme en droge, rotsachtige of steenrijke gebieden met open vegetatie. Zuid-Europese soort. Zeldzaam in Midden-Europa, niet in Nederland en Belgiƫ.

Levenswijze
Pollenwespen voeren hun larven als enige groep plooivleugelwespen met plantaardig materiaal, namelijk stuifmeel en nectar. Het nest bestaat uit buisvormige broedcellen, die in de lengterichting op rotsen of plantenstengels zijn vastgehecht met de opening naar beneden. Als bouwmateriaal gebruikt de wesp leem. In iedere cel wordt eerst een ei gelegd, daarna wordt hij bevoorraad (276 4b g). De larve hangt met de kop naar beneden in de broedcel (276 4c g). Nadat het gehele nest klaar is wordt het soms ook nog eens met een dun laagje leem bedekt, zodat de vorm van de afzonderlijke broedcellen niet meer is te herkennen. Zo kunnen de nakomelingen veilig overwinteren.

%LABEL% (%SOURCE%)