Cerceris arenaria

grote knoopwesp

Lengte 10-15 mm, mei-september.

Kenmerken
Cerceris soorten hebben een karakteristiek gebouwd achterlijf: elk segment is aan de voor- en achterkant trapsgewijs versmald, zodat het achterlijf op regelmatige afstanden ingesnoerd lijkt. Kop en throrax met gele tekeningen. Achterlijf met brede gele banden. Gehele lijf dicht en grof gepuncteerd.

Voorkomen
Algemeen op open, zandige vlakten, meestal in de buurt van dennen. Ook in stedelijke omgeving.

Levenswijze
Deze knoopwesp nestelt graag groepsgewijs, soms in kolonies van tientallen nesten. Zij graaft een ongeveer 10-40 cm diepe, loodrecht naar beneden lopende gang. Vandaar uit worden er zijgangen gegraven die uitlopen in nestkamers. Het uitgegraven zand hoopt zich rond de nestuitgang op als een soort mini-vulkaan met een kratertje in het midden. Snuitkevers worden als proviand voor de larven vliegend getransporteerd. De wesp houdt de kever met haar kaken vast aan een voelspriet of een poot en klemt hem met de middenpoten onder haar lichaam (286 1 g).

%LABEL% (%SOURCE%)