Melitta tricincta

ogentroostbij

Lengte 11-12 mm, augustus-september.

Kenmerken
Kop en borststuk bruin behaard, achterlijf met duidelijk witte haarbandjes op het eind van de middelste tergieten. Tergiet 5 en 6 in het midden zwart en op de zijkanten wit behaard.

Voorkomen
Niet zeldzaam langs bos- en wegranden en op zonnige ruderale terreinen, ook in schrale, iets vochtige graslanden en op rivierdijken. In Nederland en België voornamelijk bij het zuidelijke dal van de Maas.

Levenswijze
Deze dikpoot verzamelt uitsluitend op ogentroostsoorten. Ze maakt geen onderscheid tussen de rode ogentroost (Odontiles vernus) en de veel zeldzamere gele ogentroost (O. lutea), twee planten met een volkomen verschillend uiterlijk. Beide planten beginnen pas zeer laat in het jaar te bloeien en de ogentroostbij behoort dan ook tot één van de soorten met de laatste vliegtijd.

%LABEL% (%SOURCE%)