Megachile parietina

zwarte metselaar

Lengte 14-18 mm, mei-juli.

Kenmerken
Beide seksen zeer verschillend gekleurd. Vrouwtje (298 3b g) pikzwart behaard, alleen in het midden van de buikschuier en op de voetleden met rode haren, vleugels donkerbruin met een blauwe glans. Mannetje (298 3a g) daarentegen vooral vosrood en slechts op het eind van het achterlijf zwart behaard met meer of minder heldere vleugels; achterrand van laatste tergiet met rij fijne tandjes.

Voorkomen
Mediterrane soort. Op warme, droge plekken met nestmogelijkheden aan rotsen of stenen. In Midden-Europa op vele vroegere vindplaatsen bijna verdwenen; niet in Nederland en Belgiƫ.

Levenswijze
In tegenstelling tot bijna alle overige soorten van het genus Megachile in Midden-Europa bouwt de bij haar 2 cm lange broedcellen niet van bladstukken in een holte, maar construeert vrij hangende broedcellen aan rotsen en muren, bestaande uit met speeksel en nectar doordrongen bodemmateriaal, zoals zand, leem en kleine steentjes. De broedcel wordt van boven af gevuld met nectar en stuifmeel (298 3b g). Voor de eileg verschijnt ze met een portie van haar bouwmateriaal in de kaken bij het nest, legt een ei op de voedselvoorraad en sluit onmiddellijk daarna de nestopening met de meegebrachte bouwstof. Na ongeveer 5 broedcellen gemaakt te hebben bedekt ze het hele nest met fijner materiaal en een extra laagje gladgestreken specie. De constructie is bijzonder stevig en kan nauwelijks met een mes van de wand worden verwijderd. De ontwikkeling van de bijen duurt in het zuiden 1 jaar, in het noorden 2 jaar.

%LABEL% (%SOURCE%)