Anthidium manicatum

grote wolbij

Lengte 11-18 mm, juni-september.

Kenmerken
Grote bij, waarbij het mannetje duidelijk groter is dan het vrouwtje. Lichaam rijk geel getekend met op het achterlijf gepaarde, gele dwarsvlekken. Vrouwtje met witte buikschuier. Mannetje met lange, gebogen doorns op het eind van de laatste achterlijfssegment.

Voorkomen
Vaak te vinden in tuinen, minder talrijk langs zonnige bospaden in groeven en op droge schraallanden.

Levenswijze
De grote mannetjes bezetten territoria bij de drachtplanten van de vrouwtjes, meestal zijn dat lipbloemigen, zoals moerasandoorn, betonie en paarse dovenetel. Ze jagen niet alleen andere soortgenoot-mannetjes uit het territorium, maar vaak ook andere vreemde bijen en hommels en kunnen met de scherpe doorns op het achterlijf slachtoffers beschadigen. Alleen soorteigen vrouwtjes worden gedoogd. Vrouwtjes bouwen hun broedcellen uit plantenharen ( ‘wol’) (300 1 g) in allerlei holle ruimten, zoals muurspleten.

%LABEL% (%SOURCE%)