Bombus pascuorum

akkerhommel

Lengte 9-18 mm, januari-december.

Kenmerken
Beharing op borststuk roodbruin, op eerste 4 segmenten van het achterlijf donkergrijs met meer of minder zwarte haren; op de laatste segmenten weer roodbruin behaard. Tong even lang als het lichaam.

Voorkomen
Overal in bloemrijke, niet te hoog begroeide gebieden.

Levenswijze
De akkerhommel bouwt, net als alle Europese hommels, eenjarige staten. Het overwinterde, bevruchte vrouwtje (=de koningin), verschijnt in het voorjaar en zoekt na opname van nectar een geschikte plaats om een nest te beginnen. Graag worden verlaten muizenholletjes gebruikt. De koningin vormt eerst uit mos, gras of ander materiaal een kleine, van binnen holle kogel waarvan de wanden deels aan elkaar worden geplakt en dichtgemaakt met was uit klieren in het achterlijf. Daarna maakt ze een 5 mm grote eibeker die met stuifmeel wordt gevuld en waarin ze ongeveer 5 tot 15 eitjes legt die met was worden afgedekt (312 1b g). Tevens bouwt ze een andere ongeveer 2 cm hoge voorraadpot die met nectar wordt gevuld. Deze dient als voedselreserve, vooral bij slecht weer, wanneer de koningin niet kan uitvliegen. Na ongeveer 4 dagen komen de eieren uit. De larven ontwikkelen zich aanvankelijk gezamenlijk in de eibeker en eten van het stuifmeel (312 1c g). De eibeker wordt al snel te groot waardoor de koningin hem zijdelings vergroot tot een larvenwieg met zakachtige uitbouwsels waar meer stuifmeel in wordt gestopt. Al na een week zijn de larven volgroeid en verpoppen ze individueel in een perkamentachtig, gelig cocon dat aan de buitenkant nog met was van de larvenwieg is bedekt (312 1d g). De koningin verwijdert die was en de eerste nakomelingen komen na 1-2 weken uit. Dit zijn werksters. Zij zijn veel kleiner dan de koningin en nemen de broedzorg spoedig van haar over. De koningin houdt zich vanaf dan voornamelijk bezig met eieren leggen. Het volk groeit nu snel tot ongeveer 150 dieren. In augustus worden er ook mannetjes en nieuwe koninginnen geproduceerd, die de kolonie verlaten. Het oude volk valt daarna uit elkaar en alleen de jonge koninginnen overwinteren.

%LABEL% (%SOURCE%)