Bombus pratorum

weidehommel

Lengte 9-17 mm, januari-december.

Kenmerken
Grotendeels zwart behaard. Op de voorkant van het borststuk en op de voorkant van het achterlijf een gele band (vaak is maar een van de gele banden duidelijk zichtbaar). De laatste 3 achterlijfssegmenten oranjerood behaard. Tong relatief kort.

Voorkomen
Algemeen vooral in open landschappen, langs bosranden, in graslanden en in tuinen.

Levenswijze
De jonge koningin verschijnt al opmerkelijk vroeg in het jaar op vroeg bloeiende planten (Crocus, Salix), vaak al eind februari. Vanaf half maart bouwt zij al aan een onder- of bovengronds nest. De stichting van een nest geschiedt op ongeveer dezelfde wijze als bij de akkerhommel. Terwijl de akkerhommel als vertegenwoordiger van de langtongige hommels het stuifmeel in zakachtige uitbouwsels aan de larvenwiegen stopt (men noemt deze groep van hommels ‘pocketmakers’), verzamelt de weidehommel, evenals de meeste korttongige hommels, het stuifmeel in waspotten of lege cocons (men noemt deze groep van hommels ‘pollenstorers’ (314 1b g[/text][/image][/link], rechts stuifmeel in waspot). Voor de verzorging van het opgroeiende broed worden de larvenwiegen steeds weer geopend en met stuifmeel verzorgd, een progressieve broedzorg dus. Daarbij zit de koningin boven op de larvenwieg en verwarmt ze haar nakomelingen met warmte verkregen uit spierbewegingen ([l]314_1b_g.jpg314 1b g). De eerste werksters zijn erg klein door voedselgebrek (314 1c g) en hebben tevens geheel gedegenereerde geslachtorganen. Doordat ieder cohort van werksters steeds meer voedsel aansleept (314 1d g) worden de later geboren werksters steeds groter en op den duur zo groot dat ze een functioneel geslachtsapparaat bezitten en dus net als hun moeder, de koningin, zelf eieren kunnen leggen. In navolging van de vroege nestbouw ontstaan bij de weidehommel de seksuele vormen reeds vanaf juli. In de loop van juli sterft de oude koningin en valt het oude volk, dat hoogstens 120 dieren omvat, uiteen. Paringen vinden meestal buiten het nest plaats. De geïnsemineerde, jonge koninginnen overwinteren en beginnen het volgend voorjaar een eigen volk.

%LABEL% (%SOURCE%)