Spanwijdte vleugels 14-18 mm, april-mei
Kenmerken
Voelsprieten mannetje 3 keer zo lang als de voorvleugel (328 2 g), bij het vrouwtje 1,5 keer langer. Voorvleugels goudgroen, achtervleugels paarsbruin (familie Incurvariidae-langsprietmotten).
Voorkomen
Plaatselijk soms erg talrijk langs bosranden en in struwelen.
Levenswijze
Mannetjes zwermen in het voorjaar in de zon rond struiken en boven grensvegetatie en vliegen langzaam dansend op en neer met de voelsprieten schuin omhoog. Zodra er een vrouwtje in de grote zwerm vliegt wordt het door het eerste de beste mannetje gegrepen en laat het paar zich naar beneden in de vegetatie vallen om te paren. De gelige rups leeft tussen het bladstrooisel in een zakje gemaakt van bladdelen.