Retinia resinella

Spanwijdte vleugels 16-20 mm, mei-juni

Kenmerken
Een motje met donkere, bruingrijze en zilvergrijze dwarsbanden op de voorvleugels en effen donkergrijze achtervleugels (mot niet afgebeeld)

Voorkomen
Algemeen in dennenbossen.

Levenswijze
De rups knaagt aan de schors halverwege de krans van een takje. Hierdoor stroomt hars naar buiten dat zij met spinsel en uitwerpselen tot een gal verwerkt ter grootte van een walnoot (330 3a g). De term gal is hier niet op zijn plaats, omdat de structuur niet geheel bestaat uit plantenweefsel. De structuur bestaat uit 2 kamers: in de ene woont de rups zelf, in de andere deponeert zij haar uitwerpselen (330 3b g). Voor het uitkomen wringt de pop zich door een weke plek in de harswand half naar buiten, zodat de mot tijdens het uitkomen niet aan de hars blijft kleven.

%LABEL% (%SOURCE%)