Thaumetopoea processionea

eikenprocessierups

Spanwijdte vleugels 25-35 mm, juli-september

Kenmerken
Vlinder onopvallend, voorvleugels met onduidelijke, donkergrijze lijntekening. Achtervleugels vuilwit. Niet afgebeeld.

Voorkomen
Warmteminnende soort uit Midden en Zuid-Europa, lokaal talrijk, maar grillig in voorkomen, op eik. Aanwezig in België, was omstreeks 1900 verdwenen uit Nederland, maar kwam in 1987 weer terug in het zuiden na een aantal warme zomers.

Levenswijze
Rups met zeer lange witte haren, op de rug zwartbruin, aan de zijkanten wittig van kleur met op de achterlijfssegmenten 1-8 rode spiegelvlekjes, waarop 0,1-0,2 mm lange brandharen zijn ingeplant. Deze brandharen laten makkelijk los en kunnen door de wind worden verspreid. De haren roepen bij mens en dier zeer zware, allergische reacties op. De irritaties bestaan uit een onaangenaam jeukerig gevoel met daaraan verbonden zwellingen en rode huiduitslag, die zich over het hele lichaam kunnen uitbreiden. Ook koorts, ademnood en zware oogirritaties kunnen optreden. Voor dieren (vooral honden) kan aanraking met de spinsels van de rupsen dodelijk zijn. De rupsen ontwikkelen zich op verschillende soorten eiken. Overdag blijven zij bij elkaar in een spinsel tegen de stam (358 5 g), maar ’s nachts wandelen zij in een brede processie in een aantal rijen achter elkaar aan naar de takken met bladeren om te eten. Verpopping in het rupsenspinsel.

%LABEL% (%SOURCE%)