Acherontia atropos

doodshoofdvlinder

Spanwijdte vleugels 80-120 mm, mei-oktober

Kenmerken
EĆ©n van de grootste vlinders van Europa. Genoemd naar de doodshoofdtekening op het borststuk (362 1f g). Voorvleugels donker bruinzwart met lichtbruine tekening, achtervleugels geel met 2 zwarte banden (362 1a g).

Voorkomen
Tropisch Afrika. Trekt meestal in kleine aantallen richting Noord- en Midden-Europa. Plant zich hier echter niet succesvol voort.

Levenswijze
De doodshoofdvlinder is een zeer goede vlieger die in warme voorzomers vanuit Noord-Afrika langs en over de Alpen noordwaarts trekt. Soms worden er dode exemplaren op gletsjers aangetroffen. Sommige exemplaren bereiken op hun trektochten Scandinaviƫ en komen tot bij de poolcirkel. De doodshoofdvlinder heeft een brede kopt en een voor pijlstaarten zeer korte, hoornachtige roltong van maar 5 cm lang (362 1e g). De vlinder is geen bloembezoeker, maar gebruikt de tong om voedingsstoffen uit rijp fruit op te nemen. Met zijn voorliefde voor zoetigheden probeert hij vaak honing te snoepen uit de nesten van honingbijen (362 1c g[/text][/image][/link], [link][image][filename]362_1d_g.jpg362 1d g). Vaak accepteren de bijen de vlinder niet en steken hem na een enige tijd dood. Op de trektochten neemt de vlinder overigens geen voedsel tot zich. Het vrouwtje legt haar eieren bij voorkeur op nachtschadeachtigen, zoals boksdoorn, bitterzoet en aardappel. Uit de eieren ontwikkelt zich een vingerdikke, tot 13 cm lange rups; zij is groengeel met blauwe dwarsstrepen (362 1b g). De doodshoofdvlinder kan in Noord- en Midden-Europa niet overwinteren en de hier geboren vrouwtjes blijven over het algemeen steriel en planten zich niet voort.

%LABEL% (%SOURCE%)