Orgyia antiqua

witvlakvlinder

Spanwijdte vleugels mannetje 25-30 mm. L vrouwtje 12-14 mm, juni-oktober

Kenmerken
Sterke seksuele dimorfie. Mannetje (372 1a g) slank met roestbruine voorvleugels en in de binnenhoek een opvallende witte vlek. Vrouwtje grijzig van kleur met slechts vleugelstompjes en een enorm opgezwollen achterlijf.

Voorkomen
Overal algemeen in bossen, parken en tuinen, ook in stedelijk gebied.

Levenswijze
De mannetjes vliegen zowel overdag als ’s nachts. Het vrouwtje beweegt nauwelijks en blijft op haar cocon zitten. Zij lokt mannetjes aan met sekslokstoffen. Na de paring worden op het cocon 150-300 eitjes gelegd. Na de eileg sterft het vrouwtje, de eieren overwinteren. De blauwgrijze rups met rode wratjes is gemakkelijk te herkennen aan de hoornachtige haarborstels (372 1b g): aan beide zijden van de kop en aan de zijkant een paar zwarte, penseelachtige borstels en op het laatste segment een enkel kwastje, op de rug 4 haartoefjes, die bij de mannelijke rupsen geel zijn (372 1b g) en bij vrouwelijke exemplaren bruin. De rupsen zijn op grootte en kleur dus makkelijk te seksen. Voedselplant: zeer uiteenlopende loofbomen en struiken.

%LABEL% (%SOURCE%)