Neozephyrus quercus

eikenpage

Spanwijdte vleugels 28-33 mm, juni-augustus

Kenmerken
Achtervleugels met kleine staartjes. Bovenzijde voorvleugels van het mannetje (386 1a g) helder blauw met zwarte zoom. Bij het vrouwtje zwartbruin, voorvleugels met 2 blauwe vlekken (386 1b g). Onderzijde vleugels in beide seksen grijs, achtervleugels met witte W-vormige band en oranje oogvlek met daarin zwarte stip (386 1c g).

Voorkomen
Vlinder vliegt hoog rond de boomkruinen van eiken. Niet zeldzaam, maar weinig talrijk.

Levenswijze
De plaatselijke aantallen vlinders zijn moeilijk vast te stellen, omdat ze zo hoog vliegen rond en door het gebladerde. De vlinder leeft van honingdauw, de zoete afscheiding van bladluizen op eikenbladeren. Bij zeer warm weer komt de vlinder naar benenden om op vochtige plaatsen water op te nemen. De eieren overwinteren aan de basis van de eindknoppen van twijgen aan de buitenkant van boomkruinen. De witte eitjes worden afzonderlijk gelegd en zijn goed in de winter te herkennen. Zij komen uit voordat de knoppen open zijn. De rupsjes eten echter niet de bladeren, maar eerst de ontloken bloemetjes. Pas als die er niet meer zijn gaan zij over op het eten van bladeren. De rups lijkt enigszins op een eikenknop en is zodoende uitstekend gecamoufleerd: ze is bruin met aan weerszijden scheve, grijsbruine vlekken.

%LABEL% (%SOURCE%)