Thecla betulae

sleedoornpage

Spanwijdte vleugels 32-37 mm, juni-oktober

Kenmerken
Eén van de grootste Europese, kleine pages. Achtervleugels met oranje gekleurde, kleine staartjes. Vrouwtjes (386 2b g) zijn groter dan de mannetjes, met aan de bovenzijde van de voorvleugels een oranje niervlek. Mannetjes zonder vlekken, bijna egaal bruin. Onderzijde roodbruin met rode en witte strepen (386 2a g).

Voorkomen
Plaatselijk vrij algemeen; een soort van grensvegetaties met lage en hoge struwelen.

Levenswijze
Net als de eikenpage houdt de sleedoornpage zich bij voorkeur hoog op in de kruinen van bomen en struiken en wordt daarom ook bij hogere dichtheden vrij schaars waargenomen. De dichtheid van de soort kan het best worden vastgesteld door in de winter de overwinterende eieren te tellen. De helder witte eieren (386 2c g) van ca. 1 mm in doorsnede worden op de twijgen van de waardplanten (roosachtigen) gelegd en komen uit op het tijdstip dat de knoppen uitlopen. De jonge rups verblijft eerst in de knop en verhuist later naar de bladeren. Door de groene kleur en de 2 gele lengtestrepen is de rups goed gecamoufleerd (386 2d g). Zij leeft bij voorkeur op sleedoorn, kroosjes en pruim.

%LABEL% (%SOURCE%)