kleine vos
Spanwijdte vleugels 40-50 mm, januari-december
Kenmerken
Bovenkant vleugels oranjebruine grondkleur en een zwartwitte bloktekening aan de vleugelrand (400 1a g). Vleugelzoom met blauwe, halfmondvormige tekeningen. Onderkant met donker veld aan de basis en een lichtere rand (400 1c g).
Voorkomen
Algemeen in velerlei biotopen, ook in stedelijke gebieden.
Levenswijze
De kleine vos overwintert net als de dagpauwoog op allerlei beschutte plaatsen. Bij de eerste warme dagen wordt hij al in februari actief en is dan al te vinden op bloeiend groot hoefblad. In mei worden de overwinterde vlinders nog steeds aangetroffen. Vanaf begin april worden de eieren in grote groepen op de grote brandnetel afgezet (400 1c g). De rupsen leven eerst gezamenlijk met 100-300 exemplaren in een spinsel. De volgroeide, solitair levende rups is duidelijk van die van de dagpauwoog te onderscheiden door de gele lengtestreep op de rug (400 1b g). Onder gunstige omstandigheden vliegt de volgende generatie vlinders al in begin juni. De kleine vos kan maximaal 800-1000 eieren produceren en 3 generaties per jaar voortbrengen.