Lengte 9-11 mm, mei-juni.
Kenmerken
Kop en halsschild zwart; dekschilden bruin. Lichaam bij net uit de pop gekropen exemplaren geheel bedekt met lichtgroene schubjes, die bij het ouder worden langzaam gedeeltelijk of geheel afvallen.
Voorkomen
Algemeen bij zonnige bosranden en op droge graslanden in het middelgebergte rond de Alpen en in de Alpen. Buiten dit gebied vrijwel afwezig.
Levenswijze
De kevers zijn op bloemen te vinden waar ze stuifmeel en meeldraden eten. Larven leven onderaards op graswortels en hebben een 2-jarige ontwikkeling.