Biorhiza pallida

aardappelgalwesp

Lengte 3-5 mm, november-juli.

Kenmerken
De aseksuele generatie levert in de winter ongevleugelde wespjes op die wat op mieren lijken (254 3a g). De seksuele zomergeneratie brengt gevleugelde exemplaren voort.

Voorkomen
Algemeen in eikenbestanden.

Levenswijze
Ook deze galwesp kent seksuele en aseksuele generatiewisselingen, die zich in heel verschillende gallen ontwikkelen. In de winter kruipen grote, vleugelloze vrouwtjes uit onregelmatige, klompachtige gallen, die zich ondergronds aan de wortels van de eik hebben ontwikkeld. Anders dan de Cynips-vrouwtjes moeten die van Biorhiza lopend over de grond de stam van een eikenboom zien te bereiken. De kans dat de dieren op mooie winterdagen, zelfs lopend over sneeuw, worden aangetroffen is daarom groot (254 3a g). Bij een eikenboom aangekomen begeven ze zich naar een tak. Tussen de nog niet uitgelopen knoppen worden dan eitjes gelegd (254 3b g). Op de plaatsen waar de wesp met de legboor heeft aangeprikt ontstaat aan de tak een grote gal van 2-3 cm doorsnede, die op een kleine aardappel lijkt (254 3c g). Daarin ontwikkelt zich de seksuele zomergeneratie die gevleugelde mannetjes- en vrouwtjeswespjes voortbrengt. Na de paring graven de vrouwtjes zich in de grond om hun eieren in de wortels van eiken te leggen.

%LABEL% (%SOURCE%)