Lengte 16-23 mm, augustus-september
Kenmerken
Zeer fraai met groen, zwart, wijnrood en witachtig, bont getekende soort. Gedrongen lichaam met opvallend korte poten en antennen voor deze groep van sprinkhanen. Ook de vleugels zijn heel kort met een witte punt zij steken net onder het halsschild uit.
Voorkomen
In Alpine terreinen met dwergheidestruiken op zeker 2000 m. hoogte, zelden lager. Soort uit de oostelijke en zuidelijke Alpen daartussen bestaan er geïsoleerde populaties, bijvoorbeeld in Arlberg (Oostenrijk).
Levenswijze
Het gedrongen lichaam, de korte poten en voelsprieten zijn ongetwijfeld aanpassingen aan het koude klimaat van het hooggebergte.