Nymphalis antiopa

rouwmantel

Spanwijdte vleugels 55-75 mm, januari-december

Kenmerken
Binnenzijde vleugels donkerroodbruin met lichtgele rand. Onderzijde effen donker en aan de basis ruig behaard.

Voorkomen
Vooral in open bossen en parklandschappen. In Nederland plaatselijk waargenomen als zwerver, maar schaars, in Zuid-België en Luxemburg tamelijk verspreid.

Levenswijze
Sinds 1980 wordt de soort weer wat vaker waargenomen dan de 30 jaar daarvoor. Er zijn echter grote aantalschommelingen. De rouwmantel heeft geen permanente populaties in gebieden met een uitgesproken zeeklimaat, maar komt in koele en gematigde overgangs- en landklimaten voor. Voor de eileg heeft het vrouwtje een voorkeur voor geïsoleerde wilgenstruiken op vochtige plaatsen langs bosranden. De eieren worden in grote groepen van rond de 250 gelegd als een manchet om een takje. De zwarte rups heeft rode vlekken op de rugzijde en leeft in groepen. Zij wordt naast de wilg ook op een aantal soorten berken en populieren gevonden. De nieuwe generatie vlinders komen meestal in juli uit de pop. Bij de verse exemplaren is de zoom van de vleugels lichtgeel van kleur. Na overwintering is deze meestal wit uitgebleekt. Voor de overwintering worden de rouwmantels vaak drinkend bij sapstromen op berken gezien. Na de overwintering doen zij dat in het vroege voorjaar vooral op wilgen.

%LABEL% (%SOURCE%)