Baetis soort

Spanwijdte vleugels 10-20 mm, mei-november

Kenmerken
Imago’s en subimago’s slechts met 2 staartdraden (034 2a g). Achtervleugel zeer klein (circa 1/7 keer zo lang als de voorvleugel) met maar weinig aders (familie Baetidae). De ogen van de mannetjes hebben de vorm van een tulband: het bovenste deel naar boven toe verbreed, aan de zijkanten glad en met zeer grove, naar boven gerichte facetten, onderste delen met fijn gebouwde facetten. Nimf (034 2b g) zeer slank gebouwd, met, zoals gebruikelijk, 3 staartdraden en eenvoudige, smalle, eivormige kieuwbladen. Het geslacht Baetis kent ongeveer 15 zeer moeilijk uit elkaar te houden soorten. Een van de algemeenste is B. rhodani.

Voorkomen
Zowel in stilstaand als in stromend water, algemeen in Nederland en België.

Levenswijze
De nimfen ontwikkelen zich bijna het hele jaar door tot subimago, zelfs als het water in het voorjaar nog deels met ijs is bedekt en ook wanneer er nog volop nachtvorst optreedt. Het subimago vervelt na een dag al tot imago. Deze heeft een levensverwachting van 2 dagen. De paring vindt bij deze soorten hoog in de lucht plaats en is daarom moeilijk te observeren. De grove facetogen in het bovenste deel van de tulbandogen vergemakkelijken het vinden van een vrouwtje bij een hoge lichtsterkte als zij boven een mannetje komt te vliegen. Het vrouwtje komt in dansende zwerm van onderen aan vliegen en wordt dan met de kleine facetten moeilijker opgemerkt. Voor het leggen van de eieren beweegt het vrouwtje zich naar boven het wateroppervlak uitstekende stenen en stukken hout en plakt daar haar eieren in platte pakketjes vast. Heel gunstige plekjes zijn de stenen die dichtbij de oever liggen en die kunnen dan ook bezaaid worden met eieren. De nimfen zitten graag in de trossen van allerlei waterplanten. Met hun krachtige tarsen en klauwtjes kunnen zij zich hier zelfs bij sterke stroming goed vastklemmen. Door hun slanke vorm ondervinden ze weinig weerstand van het stromende water. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk zowel uit plantaardig en dierlijk detritus als uit algen.

Gelijkende soorten
Soorten uit het geslacht Chloeon lijken veel op die van Baetis (algemeen is C. dipterum, zelfs bekend uit de grachten van binnensteden). Bij Chloeon is de achtervleugel rudimentair.

%LABEL% (%SOURCE%)