Lengte 5-6 mm, januari-december.
Kenmerken
Kleur zwartbruin, spaarzaam behaard. Aan de basis van segment 2 en 3 aan beide zijkanten met een kleine, witte haarvlek.
Voorkomen
Op schrale plekken, meestal op lössbodems en langs rivieren. In Nederland en België beperkt tot het zuidoosten..
Levenswijze
Deze groefbij behoort tot de eusociale soorten. Het vrouwtje dat overwinterd heeft, bouwt in het vroege voorjaar een nestgang met 3-25 broedcellen. Na de verzorging sluit zij het nest van de binnenkant af en wacht op het uitkomen van de eerste werksters. De werksters zijn duidelijk kleiner dan de koningin en aseksueel. Ze heropenen het nest en nemen de broedzorg over en breiden het nest snel uit. Uitgegraven materiaal werpen ze rond de nestopening naar buiten, zodat zich daar na enige tijd een vrij massieve tot 5 cm hoge schoorsteen ontstaat (294 3a g). Eén van de werksters houdt de wacht en zit in de nestopening, iets onder de ingang, zodat nog net de top van de antennen zichtbaar zijn. Zij laat alleen de werksters binnen die tot de kolonie behoren. Vanaf juli verschijnen er mannetjes en vrouwtjes.